ECOTOPIC
Onderzoeksmethodieken
Op deze pagina vindt u de verschillende onderzoeksmethodieken die vanuit ECOTOPIC worden toegepast
Vogels

Onderzoeksmethodieken voor
beschermde vogels en hun verblijfplaatsen
​
Bij Ecotopic voeren we zorgvuldig ecologisch onderzoek uit naar beschermde vogelsoorten. Onze methodieken zijn gebaseerd op de soortinventarisatieprotocollen van Bij12, het HGB en SOVON. Ze zijn afgestemd op de specifieke ecologie van elke soort. Hieronder vind je een overzicht van onze aanpak.
Broedvogelmonitoring
Voor het in kaart brengen van broedvogels hanteren we gestandaardiseerde telmethoden. Tijdens het broedseizoen bezoeken we meerdere keren het onderzoeksgebied om territoria en nestlocaties vast te stellen. Deze monitoring biedt inzicht in de aanwezigheid en verspreiding van broedvogels, wat essentieel is voor het beoordelen van de ecologische impact van uw ruimtelijke plannen.
Nader Onderzoek Huismus
De huismus is een beschermde soort met jaarrond beschermde nesten. Wanneer uit een quickscan blijkt dat huismussen mogelijk aanwezig zijn, voeren we nader onderzoek uit. Dit bestaat uit meerdere veldbezoeken tijdens het broedseizoen, waarbij we letten op nestlocaties, foerageergedrag en sociale structuren van de kolonie. Deze aanpak is conform het kennisdocument Huismus van BIJ12, het NGB en SOVON.
​
Nader onderzoek Gierzwaluw
Gierzwaluwen nestelen vaak in gebouwen en zijn daardoor kwetsbaar bij renovatie- of sloopwerkzaamheden. Ons onderzoek richt zich op het opsporen van nestlocaties door observaties van in- en uitvliegende vogels tijdens het broedseizoen. We voeren minimaal drie veldbezoeken uit tussen 1 juni en 15 juli.
Nader Onderzoek Huiszwaluw
Huiszwaluwen bouwen hun nesten aan gebouwen en zijn gevoelig voor verstoring. Ons onderzoek omvat het lokaliseren van actieve nesten en het observeren van broedgedrag tijdens het broedseizoen. We volgen hierbij de richtlijnen uit relevante kennisdocumenten en protocollen om de aanwezigheid en het gebruik van nestlocaties nauwkeurig vast te stellen.
Nader Onderzoek Uilen
Voor uilensoorten zoals de steenuil en kerkuil voeren we gericht onderzoek uit naar nestlocaties en territoriaal gedrag. Dit gebeurt door middel van avond- en ochtendschemerobservaties. We letten op roepactiviteit, baltsgedrag en andere aanwijzingen voor aanwezigheid. Deze methodiek is gebaseerd op het kennisdocument Steenuil van BIJ12 etn het soortinventarisatieprotocol van NGB.
​
Nader Onderzoek Roofvogels
Bij roofvogels zoals de buizerd en sperwer richten we ons op het identificeren van nestlocaties en het observeren van broedgedrag. Dit onderzoek vindt plaats tijdens het broedseizoen en omvat het zoeken naar nesten, het observeren van vliegpatronen en het analyseren van prooiresten.
​
Wil je meer weten over onze onderzoeksmethodieken of heb je specifieke vragen? Neem gerust contact met ons op. We denken graag met je mee over een passende aanpak voor jouw project.
Vleermuizen

Onderzoeksmethodieken voor
vleermuizen
​
Vleermuizen zijn strikt beschermd in Nederland. Hun verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden zijn essentieel voor hun voortbestaan en zijn wettelijk beschermd. Bij Ecotopic voeren we vleermuisonderzoek uit op een zorgvuldige, planmatige manier – zowel op kleine locaties als in grotere gebieden. We volgen altijd de geldende richtlijnen en de actuele vleermuisprotocollen.
Nader onderzoek op locatieniveau
Wanneer een quickscan uitwijst dat vleermuizen mogelijk aanwezig zijn, starten we een nader onderzoek volgens het actuele Vleermuisprotocol. Dit protocol is bedoeld voor onderzoek op kleine schaal, zoals bij één of meerdere gebouwen of een complex of perceel. Onze aanpak bestaat uit:
​
-
Meerdere veldbezoeken tijdens de actieve periode van vleermuizen (vooral tussen 15 mei en 1 oktober).
-
Gebruik van batdetectors, opnameaparatuur en warmtebeeldcamera’s om vleermuizen op te sporen en gedrag waar te nemen.
-
Het inventariseren van verblijfplaatsen (zoals kraamkolonies), vliegroutes en foerageergebieden.
​
Deze aanpak levert inzicht op in het gebruik van uw projectgebied door verschillende vleermuissoorten.
​
Gebiedsgericht onderzoek in grotere gebieden
Bij grootschalige ontwikkelingen, zoals wijkvernieuwing of renovatieprojecten, is een bredere benadering nodig. In dat geval hanteren we de Richtlijn Vleermuisonderzoek Grote Gebieden, ontwikkeld door het Netwerk Groene Bureaus en de Zoogdiervereniging. Deze richtlijn richt zich in de basis op gebouwbewonende vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger.
Andere vleermuissoorten kunnen als maatwerk worden ingepast.
De aanpak bestaat uit:
-
Een verkenning van het gebied om de potentie voor verblijfplaatsen en vliegroutes te beoordelen.
-
Veldonderzoek verspreid over een of meerdere seizoenen, waarbij zomerverblijfplaatsen, kraamkolonies, paarlocaties, massa winterverblijfplaatsen en vliegroutes en essentiële foerageergebieden worden onderzocht.
-
Het inzetten van batdetectors, batloggers en andere meetapparatuur voor nauwkeurige waarnemingen.
-
Een analyse van de onderzoeksgegevens op basis van uw behoefte.
​
​Meer weten?
Wil je weten welk vleermuisonderzoek nodig is voor jouw project? Of heb je vragen over de uitvoering of planning? Wij helpen graag met de uitvoering van losse clusters bij gebiedsinventarisaties ten behoeve van soortenmanagementplannen. Neem gerust contact met ons op. We denken graag met je mee.
Kleine zoogdieren

Onderzoeksmethodieken voor
kleine marterachtigen en muizen
Kleine marterachtigen en muizen spelen een belangrijke rol in ecosystemen, maar zijn vaak lastig waar te nemen. Sommige soorten, zoals de wezel, hermelijn en bunzing, staan onder druk en zijn (lokaal) beschermd. Bij Ecotopic voeren we gericht onderzoek uit naar deze soorten. Daarbij maken we gebruik van erkende protocollen en technieken, afgestemd op het landschap, het seizoen en de soort.
​
Onderzoek naar kleine marterachtigen
Kleine marterachtigen zijn schuw, snel en actief op wisselende tijdstippen. Om hun aanwezigheid vast te stellen, gebruiken we geautomatiseerde cameravallen. Deze worden strategisch geplaatst volgens de richtlijnen van onder andere de Veldprotocollen Kleine Marterachtigen van de Zoogdiervereniging.
Onze aanpak bestaat uit:
-
Meerdere cameravallen per onderzoeksgebied, geplaatst op logische plekken zoals wildwissels, overgangen tussen vegetaties en in de buurt van structuurelementen (houtstapels, heggen).
-
Verschillende opstellingen, waaronder:
-
Vrije opstellingen op grondniveau, gericht op algemene activiteit.
-
Opstelling met lokaas (struikrover)
-
Tunnelsystemen met lokaas, speciaal voor soorten als wezel of hermelijn (mostela)
-
Boom- of paalopstellingen voor soorten met klimgedrag of specifieke terreinvoorkeuren. (o.a. jiggler)
-
-
Analyse van beeldmateriaal aan de hand van soortkenmerken en gedragsobservaties.
-
​
Deze methode is effectief, verstoringsvrij en geschikt voor langdurige monitoring volgens het soorteninventarisatieprotocol voor kleine marterachtigen van Bij12.
​
Onderzoek naar muizen
Voor muizenonderzoek combineren we klassieke methoden met moderne technieken, afhankelijk van de onderzoeksvraag en de wettelijke kaders. We maken gebruik van:
​
-
Levendvallen volgens het Veldprotocol Kleine Zoogdieren. Deze vallen worden in raaien verspreid in het gebied geplaatst en dagelijks gecontroleerd. Gevangen dieren worden op soort gedetermineerd en daarna weer vrijgelaten. Dit levert betrouwbare data op over de aanwezige soorten en populatie.
-
eDNA-onderzoek (environmental DNA) bij watergebonden soorten (bijvoorbeeld waterspitsmuis) of moeilijk detecteerbare soorten (Noordse woelmuis). Hierbij analyseren we DNA-sporen in bodem- of watermonsters om de aanwezigheid van soorten aan te tonen. Dit gebeurt conform de protocollen van onder meer RAVON, DATURA en BIJ12.
​
Beide methoden worden vaak gecombineerd voor een compleet beeld van de aanwezige soorten en hun verspreiding. Ecotopic is door DATURA gecertificeerd voor het nemen van monsters tbv (e)DNA analyse.
​
Wanneer is dit onderzoek nodig?
Deze onderzoeken zijn relevant bij:
-
Inrichting of herontwikkeling van natuurgebieden of agrarisch landschap
-
Werkzaamheden in of nabij ecologische verbindingszones
-
Projecten met mogelijke impact op verblijfs-, rust- of foerageergebieden van beschermde soorten
​
Meer weten?
Benieuwd of onderzoek naar marterachtigen of muizen nodig is voor jouw project? Neem gerust contact met ons op. We denken graag met je mee over een passende en praktische aanpak.
Reptielen en Amfibieën

​
Reptielen en amfibieën zijn gevoelig voor veranderingen in hun leefomgeving en zijn in Nederland wettelijk beschermd. Denk aan soorten als de gewone pad, rugstreeppad, levendbarende hagedis en ringslang. Dat geld ook voor salamandersoorten bv. de kamsalamander, Bij Ecotopic voeren we gespecialiseerd onderzoek uit naar deze dieren, afgestemd op het seizoen, het landschap en de soort. Onze aanpak is gebaseerd op erkende veldprotocollen.
​
Onderzoek naar amfibieën
Amfibieën leven deels op het land en deels in het water. Het onderzoek richt zich dan ook op beide leefomgevingen, met aandacht voor voortplanting, overwintering en trekbewegingen.
Onze methoden:
-
Gerichte zoektochten in voortplantingswateren in het vroege voorjaar, vaak bij schemering of 's nachts, wanneer dieren actief zijn. Hierbij zoeken we naar adulten, eieren en larven.
-
Gebruik van schepnetten en waterkijkers voor visuele waarneming van larven of eiklompen.
-
Inzet van vermandelfuiken voor het inventariseren van salamanders in het water
-
eDNA-monsters: via watermonsters analyseren we de aanwezigheid van soorten zoals de kamsalamander of rugstreeppad. Dit gebeurt volgens protocollen van RAVON en BIJ12.
-
Overzichtskaarten van geschikte habitatten, op basis van terreinstructuur en landschapselementen, om trek- en verblijfplaatsen in kaart te brengen.
Onderzoek naar reptielen
Reptielen zoals hagedissen en slangen zijn zonminnend en relatief moeilijk te vinden. Om hun aanwezigheid vast te stellen maken we gebruik van een combinatie van actieve en passieve methoden:
​
-
Zoektransecten waarbij op warme dagen handmatig gezocht wordt op plekken met een hoge kans op waarneming (zoals open zandige plekken, randen van struweel).
-
Plaatsen van kunstmatige schuilplekken, zoals dakleerplaten of golfplaten, die warmte vasthouden. Reptielen gebruiken deze als schuil- en zonplek.
-
Herhaald bezoek aan vaste locaties, verspreid over het seizoen (voorjaar tot najaar), zoals voorgeschreven in het Veldprotocol Reptielen.
​
Door gebruik te maken van zowel zichtwaarnemingen als schuilplaatsen ontstaat een betrouwbaar beeld van de aanwezige soorten en hun verspreiding.
​
Wanneer is dit onderzoek nodig?
Onderzoek naar reptielen en amfibieën is nodig bij:
-
Ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers, moerassen of watergangen
-
Vergraven of dempen van poelen of sloten
-
Herinrichting van natuur- of landbouwgebieden
-
Bouwprojecten in of nabij geschikt leefgebied (zoals heide, bosranden of vochtige graslanden)
Meer weten?
​
Heb je plannen in een gebied waar amfibieën of reptielen kunnen voorkomen? Neem gerust contact met ons op. We adviseren je graag over het juiste moment en de beste aanpak voor jouw project.
​
Onderzoeksmethodieken voor reptielen en amfibieën
Vissen
Onderzoeksmethodieken voor vissen
​
Vissen vormen een belangrijk onderdeel van aquatische ecosystemen. Veel vissoorten zijn beschermd onder de Wet natuurbescherming of vallen onder de Kaderrichtlijn Water (KRW). Bij Ecotopic voeren we onderzoek uit naar vispopulaties in sloten, beken, rivieren en poelen. Dit doen we met respect voor de soort én volgens erkende veldprotocollen.
​
Onze werkwijze
Afhankelijk van het type water, het seizoen en de doelsoort kiezen we de meest geschikte methode. Veelvoorkomende onderzoekstechnieken zijn:
-
Elektrisch vissen: een veelgebruikte methode in kleinere wateren waarbij vissen kortstondig worden verdoofd, gevangen, op soort gedetermineerd en weer teruggezet. Deze methode is effectief, mits zorgvuldig toegepast en onder de juiste vergunningen.
-
Fuiken en netten: vooral geschikt in stilstaande of langzaam stromende wateren. Hiermee kunnen grotere aantallen vissen worden gevangen en onderzocht op soortensamenstelling en biomassa.
-
eDNA-analyse: met watermonsters kunnen we de aanwezigheid van soorten aantonen op basis van DNA-sporen in het water. Deze methode is snel, verstoringsvrij en ideaal voor zeldzame of moeilijk waarneembare soorten. We volgen hierbij de protocollen van onder andere RAVON en BIJ12.
-
Habitatbeoordeling: aanvullend beoordelen we de geschiktheid van het leefgebied, inclusief waterkwaliteit, bodemtype, doorstroming en vegetatie.
​
Wanneer is visonderzoek nodig?
Visonderzoek is vaak verplicht bij:
-
Aanpassingen aan watergangen, zoals het dempen, verleggen of uitdiepen van sloten of beken
-
Ontwikkeling van waterbergingsgebieden of natuurvriendelijke oevers
-
Inrichting of onderhoud van vismigratieroutes
-
Projecten binnen Natura 2000-gebieden met aquatische habitattypen
​
Meer weten?
Twijfel je of visonderzoek nodig is binnen jouw projectgebied? We denken graag met je mee over een passende aanpak, afgestemd op de wetgeving en jouw planning.
